Wat is er aan de hand?
Kees Hamelink uit Wemeldinge kon zijn 60.000 kilo pruimen niet kwijt omdat deze 3 millimeter te klein waren voor de supermarkt. Kenmerkend voor het huidige situatie in Nederland. Wij vonden dat we Kees moesten helpen, en verkochten in 3 dagen bijna 2000 kilo aan onze Boerschappen klanten.
Lees verder onder de video
Wat vorige week maandagochtend om 8.30 begon als een vriendelijke geste naar boer Kees, liep binnen een paar uur uit de hand. Het begon met een telefoontje met de zus van Kees; Annemiek, over de waanzin van de situatie. Een uur later zat een collega in een busje naar Zeeland om een pallet pruimen te gaan halen. So far so good, en we maakten Facebook berichtje om onze klanten te vragen om deze week een extra zakje pruimen te kopen.
Niet wetende dat een halfuur later er honderden reacties op onze Facebook en Instagram kanalen kwamen. BNR nieuwsradio belde of ik wilde vertellen wat er aan de hand was, diverse kranten, lokale en regionale media belden ons voor interviews en zelfs het RTL Nieuws kwam filmen. Inmiddels is ons bericht meer dan 250.000 keer gezien en we verkochten bijna 2000 kilo.
Boerschappen begon 4 jaar geleden als een sociaal experiment met 10 bevriende stellen; vanuit onvrede over het aanbod van de supermarkt. Niet zozeer over het systeem waarop alles georganiseerd werd (want daar waren we ons niet bewust van), maar meer over het gebruik van onnodige toevoegingen, als rode e-nummers, conserveringmiddelen, suiker, smaakmakers en andere ongezonde producten. Vooral de aanwezigheid van deze ongezonde ingrediënten in producten waar je het niet verwacht verbaasde ons; zoals suiker in een achterham, en smaakversterkers in ‘gezonde en bewuste soepen’.
Wij dachten dat dit beter kon door bij boeren rondom Breda producten in te kopen. Vier jaar later floreert Boerschappen omdat we met een hele trouwe groep klanten door heel Brabant heen, bij 60 boeren ons eten halen. Lage marges, lage kosten en omdat er geen tussenhandel is, besteden we 70% van de verkoopwaarde aan producten van de boer. De overgebleven 24% wordt gebruikt om alles op te halen bij de boer, te verpakken, ophaalfaciliteiten te ontwikkelen, software te maken, marketing te bedrijven en om geld over te houden om te investeren in de toekomst. De laatste 6% gaat naar de belastingdienst, die volgend jaar overigens 9% wil hebben,
Door ons volume en communicatiemogelijkheid, kunnen we boer Kees helpen. Onze klanten helpen ons daarbij. Voor hen heel normaal, want zij kijken verder dan een norm-maat, of een vervormde appel. Weldenkende mensen. Toen maandag de pruimensituatie helemaal uit de hand liep verbaasden we ons op een vrolijke manier over de commotie. Inmiddels heeft het verhaal van Kees plaatsgemaakt voor boosheid op de manier waarop de voedselvoorziening in Nederland georganiseerd is. En samen met ons, honderdduizenden mensen in Nederland.
Het is waanzin hoe er omgegaan wordt met de producten van Kees. Zijn pruim voldeed niet aan een A-keus norm, werd een B-keus, en leverde 80% minder op dan A keus. Dik onder kostprijs, dus compleet verlieslatend. Kees moet dus geld betalen om deze pruimen te telen. Wie heeft die norm eigenlijk bedacht, en waarom is die norm er eigenlijk? Dat is een goede vraag, en het antwoord ligt in de schaalvergroting van het aantal betrokken partijen. De supermarktketens zijn grote organisaties geworden, die volledig sturen op efficiëntie. Zij hebben veel macht omdat ze veel inkopen, en kunnen dus met een kleine groep veel invloed uitoefenen. Daarbij hebben ze ingewikkelde en grote processen, en daarbij is standaardisatie cruciaal. En juist die standaardisatie levert schrijnende situaties op. Iets te vaak naar ons mening.
Kees is natuurlijk geen op zichzelf staand verhaal. Zo gaat dit bij heel veel boeren in Nederland. Vooral de boeren die groter produceren dan dat ze zelf direct kunnen verkopen. Zij zijn dus afhankelijk van de veiling. Een concept dat inmiddels door veel boeren als achterhaald wordt gezien en er bestaat heel veel onvrede hierover.
Het ouderwetse supermarkt model, waarbij de supermarkt ondernemer inkoopt bij lokale en regionale boeren is er helaas niet meer. De boer is het beginstation van een keten , waar de consument het eindstation is. In de tussenketen wordt er geld uitgegeven aan handelaren, transporteurs, verpakkers en uiteraard de winkelier. Die zijn allemaal nodig om het hele supermarktsysteem werkbaar te maken.
Zo kan het dus zijn dat een uienboer in Breda, zijn kilo uien voor 6 cent verkoopt aan ‘de handel’. Een week later komen zijn eigen uien weer terug in een Bredase winkel. Zijn kilo uien is via een distributiecentrum door het systeem gehaald, en voor 99 cent ligt deze kilo in de lokale supermarkt. Vijftien keer zo duur als de prijs die de boer heeft gekregen. Zijn kilo heeft wel een zakje gekregen, en een barcode.
Boeren zelf kunnen weinig invloed uitoefenen. Een onderhandelingpositie is er niet, en op het moment dat de producten van de boer al op de veiling liggen is het lot onzeker. Er is geen minimumprijs, want het is daghandel. En daghandel is een dag later niks waard. Terwijl juist, door veranderende weersomstandigheden, de boer steeds vaker te maken krijgt met bedreigende situaties voor de oogst. Hagel is voor fruittelers funest, veel regen in het voorjaar, en extreme droogte kunnen zomaar een oogst doen mislukken. Boeren hebben dus een marge nodig om dit soort verliezen op te vangen.
En in situaties dat de maat of norm niet gehaald wordt, moeten we allemaal achter een boer gaan staan in plaats van het afstraffen met een B-keus prijs. Een afnemer moet tegen Kees zeggen; Kees, we gaan een groot bord in de winkel zetten waarop we uitleggen dat de pruimen kleiner zijn. En onze klanten snappen dat vast wel.’’
Maar precies in die situaties zeggen de inkopers; dan gaan we de producten wel ergens anders inkopen, want daar halen ze de norm wel. Misschien onwetendheid vanuit de supermarkten, maar wij zijn overtuigd dat de consument het werkelijk waar geen steek interesseert of een komkommer krom is, of een pruim iets te klein. En zeker als je uitlegt waarom, zal niemand hem laten liggen.
Gelukkig ontstaan er overal in Nederland initiatieven die de boer zijn kromme afzet gunnen, tegen een prijs, die winstgevend is voor de boer. Korte keten initiatieven die soms gedragen door consumenten, soms door ondernemers en soms door boeren. Maar altijd met doel om te betalen wat nodig is aan de boer. Boeren zijn niet hebberig, dus rekenen een eerlijke prijs; Werkelijk gemaakte kosten + winst; precies zoals elke gezonde industrie werkt. En dan laten die partijen de consument kiezen of ze dit product willen kopen voor die prijs. Zo niet, dan is de doelgroep niet juist, of het product niet goed genoeg. Fair enough. Marktwerking.
Wij zijn overtuigd dat kleine initiatieven de toekomst zijn. Overal in Nederland zijn toffe initiatieven te vinden. We hebben de consument nodig om te laten zien dat we er zijn. Dat er een alternatief is voor 24.000 vierkante meter gemak. Gemak kost geld, en dat geld wordt betaald door boeren die in de rats zitten. En dat moet stoppen. Gebruik #metboerenverstand om te vertellen hoe jij erover denkt!
Wij, de consument, zijn nu aan zet.
Stéphanie & Stijn